Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mensenkind! Ik heb den [60]arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, [61]hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. 60. Dat is, Ik heb hem zwak en machteloos gemaakt door de nederlaag van Farao Necho bij Carchemis, Jer.46:2, enz., [waarop dit enigen duiden] na welke de koningen van Egypte niets bijzonders hebben kunnen uitrichten. Vergelijk de volgende figuurlijke woorden met Jer.46:11. Anderen duidenhet op Farao Hofra en zijne nederlaag van de Cyreners. 61. De arm van Farao.